-
1 Stich
〈m.; Stich(e)s, Stiche〉♦voorbeelden:jemanden im Stich lassen • iemand in de steek lateneinen Stich ins Rote haben • naar rood zwemen¶ einen (leichten) Stich haben • (a) niet meer helemaal goed zijn; (b) niet goed bij zijn hoofd zijn -
2 einen leichten Stich haben
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > einen leichten Stich haben
-
3 voll
♦voorbeelden:voll besetzt • helemaal bezet, voletwas voll füllen • iets helemaal vullenden Kopf voll haben • diep in de zorgen zittenvoll laufen • vollopen, -stromendas Boot schlägt voll • de boot slaat voletwas voll stopfen • iets volproppen, -stoppenaus dem Vollen leben • royaal levener kann aus dem Vollen schöpfen • hij zit goed in de slappe wasim Vollen leben • in luxe levenins Volle greifen • het er goed van nemenvoll und bei segeln • vol en bij zeilen2 ein voller Erfolg • een compleet, volledig succesaus vollem Halse, voller Kehle singen • uit volle borst zingennicht mehr voll arbeiten • geen volle dagtaak meer hebbenvoll und ganz • geheel en al -
4 Schluss
Schluss!afgelopen uit!————————〈m.; Schlusses, Schlüsse〉1 conclusie, gevolgtrekking ⇒ besluit, slotsom2 slot, einde ⇒ sluiting; ontknoping♦voorbeelden:1 Schlüsse ziehen • concluderen, conclusies trekkenSchluss jetzt, damit! • en nou is het uit, afgelopen!Schluss! • afgelopen uit!mit etwas Schluss machen • met iets ophoudenmit jemandem Schluss machen • het met iemand uitmakenes ist Schluss mit einer Sache • iets is ten einde, afgelopen〈 informeel〉 mit ihm ist Schluss • (a) het is voorbij, afgelopen met hem; (b) hij kan niet meer, is kapot • (c) hij is geruïneerdam Schluss • ten slotte, op het eindam Schluss marschieren • helemaal achteraan marcherenSchluss für heute! • voor vandaag is het genoeg, welletjes!zum Schluss • ten slotte, uiteindelijk, tot slot -
5 weit
♦voorbeelden:das weite Meer • de volle zee, het ruime sopweit bekannt • alom bekendweit gereist • bereisd〈 figuurlijk〉 weit greifend, reichend, tragend • verstrekkend, veelomvattendweit verbreitet • wijdverbreid, -verspreidweit verzweigt • wijdvertakt〈 formeel〉 das Weite gewinnen • (a) het open, vrije veld bereiken; (b) het ruime sop kiezen, de volle zee bereikenein Kleid weiter machen • een jurk uitleggen, wijder makendas Weite suchen • het hazenpad kiezenweit umher • in de wijde omtrekweit und breit • wijd en zijdein weiter Umweg • een grote omwegweit besser • veel beteres (in seinem Leben) weit bringen • het ver brengen, schoppen (in zijn leven)weit gefehlt! • helemaal, glad mis!〈 informeel〉 hast du (es) noch weit? • is het nog ver (lopen, rijden)?das Spiel zu weit treiben • te ver gaanjemanden weit übertreffen • iemand verreweg overtreffenweit zurückliegen • lang geleden zijndamit ist es nicht weit her • dat is niet veel bijzonders, zaaksso weit, so gut • alles goed en welbei weitem • verreweg, veruit; 〈 soms〉danig, erg, veelbei weitem nicht • verre van, geenszinsbei weitem nicht so gut • lang zo goed nietweit über Mitternacht • ver over, na middernachtjemanden schon von weitem kommen sehen • iemand al vanuit de verte, van verre zien aankomenvon weit her kommen • van ver (weg) komen
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский